koppel die samen zwemmen

Sprint en duurzwemmen

Let wel: in het zwemmen mag er dan al wel een onderscheid bestaan tussen sprinters en duurzwemmers, toch zijn er zwemmers die zowel op korte als op lange afstanden goed tot uitstekend presteren.

In de zwemsport wordt er steeds vaker een onderscheid gemaakt tussen sprinters en duurzwemmers. Ook al zijn de inspanningen zowel bij de 100 meter als bij de 1.500 meter enorm, toch is de manier waarop de meeste zwemmers die inspanningen doseren, helemaal anders, om niet te zeggen tegenovergesteld. Die verschillende types zwemmers hebben andere lichamelijke en psychologische kenmerken, en die oefenen wel degelijk een invloed uit op de wijze waarop ze hun wedstrijd aanvatten en opbouwen.

La nage de sprint

Als we het over sprint hebben bij het zwemmen, gaat het om wedstrijden van 50 en 100 meter, zowel bij vlinderslag, rugslag, schoolslag als bij crawl.

 

VOOR DE WEDSTRIJD:

De "opbouw" van een wedstrijd begint al daarvoor, bij de psychologische voorbereiding van de zwemmer. Een sprinter staat onder enorme druk want hij beseft maar al te goed dat zijn wedstrijd tot op de millimeter moet worden voorbereid en dat hij zich niet het minste foutje kan veroorloven.

Anderzijds probeert een sprinter gewoonlijk ook meer te imponeren dan een duurzwemmer, omdat hij zijn tegenstanders psychologisch uit hun evenwicht wil brengen. Zonder in het cliché te willen vervallen van de sprinter als getatoeëerde spierbundel met strijdlustige blik en opgezwollen spieren, merken we toch dat dit type zwemmer graag indruk maakt op zijn tegenstanders.

 

TIJDENS DE WEDSTRIJD:

Een sprinter weet dat de bekroning van al zijn harde werk afhangt van een inspanning van slechts enkele seconden. De wedstrijd wordt tot op de millimeter opgebouwd en de zwemmer moet van begin tot eind maximaal presteren.

Eerst moet de zwemmer zich efficiënt lanceren om snel los te komen van het startblok en zo vlug mogelijk het water in te duiken. Een sprinter moet zo hydrodynamisch mogelijk zijn en ervoor zorgen dat hij zo weinig mogelijk weerstand ondervindt in het water.

We zien dus dat sprinters zich vaak lang en krachtig afzetten onder water om hun armen zoveel mogelijk te sparen en tegelijk de snelheid die de duiksprong hen meegaf, te behouden.

Tijdens het zwemmen trachten ze het aantal ademhalingen fors te beperken om hun hoofd recht vooruit en hun lichaam zoveel mogelijk gestrekt te kunnen houden. Er zijn zelfs bepaalde sprinters die helemaal niet ademhalen tijdens de 50 m vlinderslag of crawl.

De frequentie van de arm- en beenbewegingen ligt erg hoog maar dit er mag er zeker niet toe leiden dat de omvang van de beweging kleiner wordt of dat er minder wordt afgeduwd op de watermassa.

Merk op dat bij sprint de laatste vijftien meters doorslaggevend zijn. Precies in die fase tekenen de grootste verschillen tussen de zwemmers zich af, net voordat ze finaal de kant aantikken, een heel belangrijk moment!

Duurzwemmen

In de zwemsport omvat de lange afstand doorgaans de 800 en de 1.500 meter. Bij de 200 en de 400 meter spreken we over de middellange afstand.

 

VOOR DE WEDSTRIJD:

De meeste duurzwemmers bouwen hun wedstrijden anders op dan sprinters. Naast de mentale voorbereiding van de wedstrijd die er net als voor de zwemmers op de korte afstand uit bestaat om de wedstrijd eindeloos in je hoofd te herhalen, benadert de duurzwemmer zijn wedstrijden meer strategisch.

Duurzwemmers hebben hun mentale kracht niet zozeer nodig om indruk te maken voor de wedstrijd van start gaat, maar wel tijdens de wedstrijd, om hun pijn te overwinnen. Voor hen betekent mentale kracht "doorbijten" en "volhouden"!

 

TIJDENS DE WEDSTRIJD:

In tegenstelling tot de sprinter moet de duurzwemmer niet alles geven vanaf de duiksprong van het startblok. Integendeel, hij moet wat reserve inbouwen. Bij een wedstrijd op de lange afstand wordt er een strategie gevolgd en elke concurrent houdt zijn rivalen nauwlettend in het oog.

De zwemmer heeft er alle belang bij om zijn krachten te sparen, vooral dan wat zijn benen (echte energievreters!) betreft, om op het einde van de wedstrijd het verschil te kunnen maken en te pogen zijn tegenstanders te destabiliseren en hen misschien af te schudden.

 

Merk op dat bepaalde duurzwemmers een snelle start verkiezen om hun concurrenten te verzwakken, te misleiden of hun hartslag "in het rood" te doen gaan.

Met andere woorden, sprinters en duurzwemmers hebben niet alleen andere lichamelijke kenmerken die in de opbouw van hun spieren verankerd zitten, maar ze functioneren ook anders op psychologisch vlak.

Je kunt sprinters eigenlijk het best vergelijken met leeuwen in een kooi die ernaar snakken om bevrijd te worden, terwijl duurzwemmers net krijgers zijn die zich klaarmaken voor een lange, zware en zenuwslopende strijd.