Training
Zoals je wellicht weet, beschikken zwemmers over een zeer uitgebreid vakjargon. Dit jargon bestaat uit een rijke woordenschat, waarin je al snel verloren zwemt! Om elk misverstand tussen zwemmers te vermijden, zullen we al beginnen met een aantal uitdrukkingen te verhelderen die het vaakst worden gebruikt tijdens de zwemtrainingen:
“Netje”: het is de trouwe metgezel van de zwemmer. Hij neem zijn zwemnetje overal mee naartoe! In de netstof zwemtas kan hij zijn zwemvliezen, paddles, plank, pull buoy en andere zwemaccessoires meenemen naar het water. Dankzij de verluchtingsgaatjes is alles zo weer droog!
“Donut”: het water komt de lekkerbekken onder ons (waaronder ikzelf ...) al in de mond! Maar nee hoor, in het zwemmen hebben we het niet over die caloriebom, maar zorgt een donut er juist voor dat je calorieën verliest. Een donut is een cirkelvormig trainingshulpmiddel in schuim. Je kunt hem met een riem vastmaken rond je taille en er over een bepaalde afstand mee zwemmen. Zodra hij doordrongen is van water, wordt de donut zwaar en zorgt hij voor meer weerstand bij het zwemmen.
“Antipaddles”: nog een vreemd hulpmiddel voor je zwemtrainingen! Antipaddles zijn paddles met een afgeronde basis waardoor je geen grip meer hebt op het water. Hierdoor kan je erop trainen om vooruit te raken met beperkte afstoot op het water.
“PPE”: acroniem voor “Pull buoy Paddles Elastiek”, een van de vaakst gebruikte combinaties van trainingsmateriaal. Met deze krachtige cocktail train je je armen optimaal en hij is ook ongelooflijk efficiënt om je vormspanning te verstevigen.
“Hypoxie”: onderdeel van een training waarbij je het aantal ademhalingen beperkt over een bepaalde afstand. Zo train je erop om inspanningen te kunnen leveren zonder grote hoeveelheden zuurstof. De best gekende hypoxie-drill is waarschijnlijk de “3, 5, 7, 9” waarbij de zwemmer afwisselend mag ademhalen om de 3, 5, 7 en 9 armcycli.
“Opbouwend van 1 naar 4”: dit gaat over een onderdeel van een training waarbij de afstanden die je moet afleggen (4 in dit geval) steeds sneller worden gezwommen (1. Traag / 2. Gematigd / 3. Gestaag / 4. Snel)
“Z1/Z2/Z3/Z4/...”: deze noteringen hebben betrekking op de zwemintensiteit. Samengevat komt “Z1”overeen met "Traag", “Z2” met "Gematigd", enz.. Toch verbinden niet alle trainers dezelfde notering aan dezelfde snelheid.
“200m split”: soort trainingsreeks die vaak wordt gebruikt om een competitiewedstrijd voor te bereiden. Elke afstand kan worden “opgesplitst”. Bijvoorbeeld, om een 200m voor te bereiden wordt de reeks als volgt opgedeeld: 100m snel + 50m snel + 25m snel + 25m snel. Deze werkwijze heeft als doel om de zwemmer te trainen op het behouden van zijn tempo met weinig recuperatietijd tussen elke afstand.
“Piramide”: trainingsreeks met als doel de afgelegde snelheid te verhogen tot een bepaalde moeilijkheidsgrens, om nadien weer af te bouwen (50m, 100m, 200m, 400m, 200m, 100m, 50m). Piramiden kunnen ook gecombineerd worden met een wisselende zwemintensiteit om je sessie extra pittig te maken!
“Fartlek”: fartlek is een speelsere trainingsvorm, die erin bestaat om sprintfases af te wisselen met rustige fases. Het principe is heel eenvoudig: je zwemt lang met wisselend tempo om je uithoudingsvermogen te verbeteren en de monotonie te doorbreken!