lexicon kitesurfen

Een woordenlijst als basis voor kitesurfen

Dit zijn de volledige definities om het rugbymilieu te leren kennen. 

A

  • Anemometer:

    Elektronisch instrument dat je informatie geeft over de windsterkte. De windsterkte nakijken met een anemometer is heel handig om de grootte van je kite te bepalen.

  • Aankanten:

    Aankanten doe je door sterke druk uit te oefenen met je achterste been terwijl je op je board door het water glijdt. Door goed aan te kanten kun je gaan loeven en sprongen doen.

B

  • Bar:

    Stok waaraan de stuurlijnen zijn bevestigd en waarmee je van links naar rechts kunt sturen. Je kunt er je kite ook mee poweren (aan de bar trekken) of depoweren (bar van je wegduwen).

  • Boardbag

    Grote zak om je materiaal in op te bergen en te transporteren. Er bestaan ook speciale boardbags om je materiaal mee te nemen op reis (die zijn dikker, sterker en hebben soms wieltjes om gemakkelijker te transporteren).

C

  • Chickenfinger:  

    Rubberen staafje dat ervoor zorgt dat de chicken loop niet kan loskomen van de trapezehaak..  

  • Chicken loop:

    ring die vastzit aan de voorlijnen van de bar. Die maak je vast aan je trapeze.

D & e

  • Directional board:   

    board waarvan de voorkant (neus) verschilt van de achterkant (staart).Een surfplank bijvoorbeeld is directional. Kitesurfers met een directional board moeten een manoeuver doen (jibe) als ze van richting willen veranderen.  

  • Downwind:

    Met de wind mee glijden tijdens een sessie, zonder te willen loeven. In een downwind sessie ga je van punt A naar punt B.

  • E: een kite optuigen

    Je kite klaarmaken: hem opblazen, de lijnen van de bar goed leggen en ze vastzetten aan je kite

F

  • Freeride:

    Freeriden is eigenlijk riden zonder een precies doel, gewoon om plezier te hebben tijdens je sessie en maximaal te genieten van de omstandigheden op de spot. Freeriden is dan ook een mix van verschillende disciplines: snelheid, carving, surfen en jumps!

  • Foil:

    een kite die bevestigd is aan een board met een mast eronder. Door deze foil kan je board uit het water oprijzen. Doordat er geen wrijving meer is met het water, krijg je de indruk dat je vliegt.
    Freestyle:
    specifieke figuren uitvoeren in je sessie. Er bestaan twee specifieke soorten figuren in de freestyle: oldschoolfiguren en new-schoolfiguren (wakestyle).

  • Freestyle:

    specifieke figuren uitvoeren in je sessie. Er bestaan twee specifieke soorten figuren in de freestyle: oldschoolfiguren en new-schoolfiguren (wakestyle).

H&j 

  • Je kite doen leven: 

    hem van links naar rechts en omgekeerd sturen om hem genoeg kracht te geven om je voort te trekken. 

  • Je lijnen leggen:  

    Je legt je lijnen als je de koorden (de 'lijnen') van je bar afrolt. Vanaf je bar vertrekken er vier lijnen, die je moet afrollen en aan je kite vastmaken. 

  • Heuptrapeze

    harnas dat je rond je middel draagt. Dit soort harnas geeft je een grotere bewegingsvrijheid dan een zittrapeze.

K

  • Kites:

    in het kitesurfen spreken we niet over een 'zeil', zoals je wel eens hoort, maar over een 'vleugel' of een 'kite'. Dat is dus die grote 'vlieger' die je door middel van windkracht zal voorttrekken over het water.  

  • Kiteleash:  

     

    Verbinding tussen jou en de kite zodat je je kite kunt terugkrijgen als er iets foutgaat.  

L&m

  • Loeven: 

    Dichter bij de wind gaan kiten.

  • Leading edge:  

    De voorkant van de kite. Dit is de grote opblaasbare buis aan de voorkant van de kite.  

  • M/ met de wind mee glijden: 

    Met de wind mee glijden kun je vrijwillig doen: dan glij je in een richting die zich onder jou bevindt, bijvoorbeeld om een downwind te doen. Met de wind mee glijden kan ook gebeuren als je niet hard genoeg aankant of als je je bekken niet juist kantelt, waardoor je breedtegraad verliest ten opzicht van je vertrekpunt. Onvrijwillig met de wind mee glijden gebeurt vaak bij beginnende kiters!  

O

  • Onshore wind: 

    De wind blaast onshore als hij vooral van de zee naar het strand blaast. Kitesurfen doe je alleen met onshore wind.

  • Offshore wind:  

    De wind staat offshore als hij voornamelijk van het strand naar de zee blaast. Het wordt ten stelligste afgeraden om te kiten met offshore wind. Een offshore wind is meestal gevaarlijk: je loopt het risico om af te drijven zonder dat je nog terug naar het strand geraakt.  

P

  • Pop:

    als je met je achterste been een impuls geeft om je board op te richten (basistechniek voor bepaalde freestylefiguren)

  • Pads & straps:

    de plek op het board waar je je voeten kunt vastmaken.

  • Poweren - depoweren:

    Hier gaat het over het beheersen van de kracht die je kite opwekt. Je powert je kite door de bar naar je toe te trekken en je depowert door hem van je weg te duwen. 

S

  • Strapless:

    Sturen zonder straps. De dag van vandaag gebruiken de meeste surfkitesurfers geen straps.

  • Struts (latten) :  

    De structuur van de kite wordt gevormd door opblaasbare buizen. Die zitten rechtstreeks vast aan de leading edge.  

  • Surfkiteboard:

    een surfkiteboard is een directional board dat op een surfplank lijkt. Sturen met zo'n board is zachter en geeft een ander gevoel van glijden. Surfkiten is iets complexer, omdat je meestal geen straps op je board hebt (waar je je voeten in steekt): dat maakt het sturen moeilijker (een goede houding is onontbeerlijk) en ook het draaien is moeilijker (vooral halve draaien).

T

  • Twin tip (board):

    een 'twin tip' kitesurfboard is een kiteboard dat voor- en achteraan symmetrisch is, zodat je van links naar rechts kunt sturen zonder dat je je plank moet draaien en rechtsomkeert moet maken.

  • Trim:

    bevindt zich bij de lijnen, aan de bar.Hierdoor kun je de kite minder of meer kracht geven.

V

  • Vensterrand:  

    Zone waar de wind geen enkele kracht meer uitoefent op de kite.  

  • Vinnen:  

    Bevinden zich onder je kiteboard, hierdoor kan je een bepaalde richting volgen (bij het aankanten).  

W

  • Waterstart:

    Aaaahh! De waterstart! Het begin van het echte werk! Bij een waterstart zit je eigenlijk in het water, ben je klaar om te gaan sturen, board aan je voeten. Je lanceert je kite zodat je uit het water getrokken wordt (je gaat rechtstaan en begint te sturen).

  • Wending (overstag gaan):  

    Een halve draai maken en in de andere richting gaan glijden.  

Z

  • Zittrapeze:  

    Harnas dat je rond je middel draagt en dat je aandoet als een broek. Dit soort trapeze is vaak aan te raden aan beginners omdat ze lager komt, zodat ook de ring van de chickenloop lager komt en je sneller kunt starten. Zittrapezes bieden vaak meer comfort dan heuptrapezes.  

  • Zenith:

    Je kite op 12 uur laten vliegen in het windvenster, helemaal bovenaan, verticaal in de lucht.

anna handtekening

Anna

Verantwoordelijke engelse communicatie

Ik ben gepassioneerd door kitesurfen, en mijn vakanties gaan dus telkens naar de mooiste spots op aarde.~Zondagsruiter.~Toekomstige biljartkampioene.