Het evenwichtsmechanisme begrijpen
Het paard heeft drie soorten evenwicht: het laterale evenwicht, het longitudinale evenwicht en het verticale evenwicht.
Het longitudinale evenwicht van een paard wordt bepaald door de balans tussen de voor- en achterhand van het paard. Een paard met een goed longitudinaal evenwicht heeft een perfect evenwicht tussen de voor- en de achterhand. Als dat evenwicht juist zit, dan zal het zichzelf dragen, met een regelmatige cadans, en zal het goed reageren op de beenhulpen van de ruiter.
Het laterale evenwicht gaat, zoals de naam al zegt, over de stabiliteit tussen de rechter- en linkerhand van het paard. Een paard met een lateraal evenwicht is een recht paard! Het heeft rechte gangen, het beweegt recht en het heeft een rechte houding.
Het verticale evenwicht betreft vooral paarden die op een bepaald dressuurniveau gereden worden. Het is niet nodig om bij elk paard aan het verticale evenwicht te werken. Dat is vooral iets voor dressuurruiters, die bovenop de twee soorten basisevenwicht naar "oprichting" zoeken, door te werken aan de afzetkracht van hun paard. Aan dat verticale evenwicht kun je werken door hindernissen te nemen die dicht bij elkaar staan, of door specifieke dressuuroefeningen zoals piaffe.