BERGKANT
Dat deel van de berg dat boven je ligt, dat omhoog gaat.
BAKEN
Een baken is een element dat wordt gebruikt om een bepaalde route aan te geven, de te volgen weg. Vaak een houten of plastic gekleurde stok die verticaal langs de route in de grond wordt geplaatst, telkens een paar meter tot een paar honderd meter uit elkaar, ze worden vooral gebruikt in de winter. Er bestaan ook 'natuurlijke' bakens, 'cairns' genaamd, een hoop stenen die op elkaar geplaatst worden en een zo verticaal mogelijke stapel vormen. De bakens die tijdens de zomer gebruikt worden langs de wandelpaden zijn in een witte, gele en rode kleur geverfd op de meest strategische punten, de bakens voor winterwandelingen lijken op skipistebakens (stokken die geplaatst zijn in de sneeuw aan de rand van de piste), de paarse kleur geeft aan dat het wandelpaden zijn, zowel voor wandelaars als voor sneeuwwandelaars. Diezelfde paarse bakens, voorzien van een kleine vlag met daarop een afbeelding van een skiër, worden momenteel ook in bepaalde skigebieden gebruikt om de skiroutes aan te duiden.
BINDING
Deel van de sneeuwschoen waarin je je schoen plaatst. De meest gebruikte zijn die met een scharnier, met spangespen, waardoor elke schoen erin past. Een aantal wordt gebruikt als langlauf-binding, met specifieke schoenen, of als tourskibindingen, daarvoor heb je skischoenen nodig met noppen, met speciale inkepingen.
BEENKAPPEN
Een stuk waterdichte stof in kokervorm, die onderaan de schoen wordt bevestigd met een elastische band of gesp in metaaldraad, die met een rits aan de achterkant wordt bevestigd en de schoen en de broek bedekt tot aan de bovenkant van de kuit. Vermijd binnendringen van sneeuw of water, zeer praktisch voor sneeuwwandelingen als je broek nog niet uitgerust is met beenkappen of niet voldoende beschermt.
BLOKKEERPEN
Onderdeel van de sneeuwschoen dat wordt gebruikt om de binding vast te zetten, niet-geleed, met vastgezette hiel en niet beweegbaar.