Hoogteverschil
Deze term duidt het verschil in hoogte tussen twee punten aan. Het geslacht van het Franse 'dénivelé(e)' heeft veel inkt doen vloeien ... Oorspronkelijk was het woord vrouwelijk, maar het werd steeds vaker foutief in de mannelijke vorm gebruikt. Die vorm is momenteel ook de meest voorkomende.
Overhang
Het Franse woord hiervoor, 'dévers', mag je niet verwarren met 'dénivelé'. Een overhang duidt immers op de hellingshoek van een verticale wand. Bij een overhang is de hoek tussen de bodem en de wand namelijk een scherpe hoek.
Zuidkant en noordkant:
De zuidkant ('adret') is de kant die het langst van zonlicht geniet. De noordkant ('ubac') daarentegen ligt aan de andere kant en dus in de schaduw.
Bergopwaarts en bergafwaarts
De begrippen voor bergopwaarts ('amont') en bergafwaarts ('aval') zijn zeer handig om je te oriënteren. Op een pad tussen een col en een vallei bijvoorbeeld wijst 'amont' op het pad dat bergopwaarts loopt, en 'aval' op het pad dat bergafwaarts naar de vallei loopt.
Firn
Met firn of névé wordt een geïsoleerde plek bedoeld waar de sneeuw blijft liggen (we vinden zulke plekken ook in de zomer). Firn ontstaat vaak op plaatsen waar weinig zonlicht schijnt. Niet te verwarren met eeuwige sneeuw.
Eeuwige sneeuw
(Of "sneeuwgrens") Het gaat om bergtoppen die een langere sneeuwperiode kennen dan een droge periode. Door tal van factoren (zonlicht, atmosferische druk e.a.) valt de neerslag in dit gebied voornamelijk in de vorm van sneeuw, waardoor de bergtoppen steeds besneeuwd zijn... Deze sneeuw is dus niet echt "eeuwig" maar wordt telkens vernieuwd!
Gletsjer
Opeenhoping van ijs die ontstaat uit een opeenstapeling van sneeuwlagen. De gletsjer bestaat uit verschillende delen: de randkloof, de morene, de seracs of puntige ijstorens...
Randkloof
Dit is de scheur die zich vormt aan de rand van een gletsjer en hem afscheidt van zijn omgeving. Tussen een gletsjer en een sneeuwhelling (of ijshelling) spreken we van een randkloof; Tussen een gletsjer en een rotswand spreken we van een roture. Ze ontstaan door de bewegingen van de gletsjer.
Morene
Een morene is het geheel van rotspuin dat door de bewegingen van de gletsjer wordt verplaatst.
Serac
Een groot ijsblok dat deels losstaat van de gletsjer. Seracs worden gevormd door het breken van een gletsjer.
Goulotte
Zeer smalle, holle sneeuw- of ijsgang die vaak ontstaat in een diëder (een diëder, tweevlakshoek of V-stelling is het gebied waar twee rotswanden samenkomen in een scherpe hoek).
Kaar
Een cirque, kaar of keteldal verwijst naar een cirkelvormige of halfcirkelvormige berg (zoals in een arena). Deze vorm kan ontstaan zijn door erosie of kan een aanduiding zijn dat er op die plek ooit een gletsjer of een vulkaan heeft bestaan.
Sneeuwluifel
Door wind opgestapelde sneeuw op een smalle bergkam of arête. Deze sneeuwmassa vormt vaak een zelfdragend sneeuwbalkon dat over de bergkam uitsteekt. Deze sneeuwmassa kan dan ook vallen, wat heel gevaarlijk is.
Schub
Een stuk rots dat uitsteekt van een wand.
Lapiaz
Een specifieke geologische formatie bij kalksteenrotsen die ontstaat door het afvloeien van regenwater dat de rots uitholt. Deze formaties kunnen op wandeltochten zeer gevaarlijk zijn, aangezien de oppervlakte van de rotsplateaus waar je op stapt heterogeen (en bovendien vaak scherp) is. In de winter zijn de gaten in de rotsen bedekt met sneeuw, waardoor je ze niet ziet. Je kunt dit soort ondergrond dan ook maar beter vermijden.