Hoe werkt de buitenspelpositie concreet?
Voor meer duidelijkheid geven we een concreet voorbeeld waarbij we de spelers met letters aanduiden (in de afbeelding hieronder). Laten we aannemen dat het team DECATHLON speelt tegen het team KIPSTA.
Speler A: de assistgever of passende speler van het aanvallende Team DECATHLON.
Speler B: de speler van het aanvallende Team DECATHLON die de bal ontvangt.
Speler C: de speler van het verdedigende Team KIPSTA (bijna altijd de keeper) die het dichtst bij het doel van Team KIPSTA staat.
Speler D: de speler van Team KIPSTA die het tweede dichtst bij het doel van team KIPSTA staat (meestal een verdediger).
Op het exacte moment dat de bal de voeten of het hoofd van speler A verlaat tijdens de pass, mogen alle delen van het lichaam van speler B, inclusief armen en benen, zich niet voorbij speler D bevinden (de denkbeeldige gele lijn op ons schemaatje hieronder). Met andere woorden, speler B moet zowel speler C als speler D tussen zich en het doel van team KIPSTA hebben. Als speler B niet aan deze voorwaarde voldoet, staat hij buitenspel.
In buitenspelpositie staan, wordt niet als een overtreding beschouwd. Maar als speler B de bal aanraakt of het spel beïnvloedt (bijvoorbeeld in het zicht van de keeper lopen) vanuit zijn buitenspelpositie, dan fluit de scheidsrechter op aangeven van een vlaggende grensrechter en krijgt de tegenstander een vrije trap.
Voor je gemak: kijk niet te veel naar de doelman, hij staat meestal in zijn goal en kijk naar het verschil in positie tussen de aanvaller die de bal moet krijgen en de laatste verdediger. Als de aanvaller voorbij de verdediger staat op het moment dat de bal vertrekt dan staat hij buitenspel. Het schemaatje hieronder zal het duidelijk en visueel voor je maken.