De wind en ophopingen
Tijdens sneeuwvlagen en in de dagen daarop wordt de sneeuw meegevoerd door de wind. Sneeuw zal systematisch ophopen aan de "benedenwindse" zijde van cols en bergkammen (tegenover de overheersende windrichting), maar ook op hellingen als daar een rots of grondverschuiving is.
Kijk aandachtig rond: er zijn kleine aanduidingen waarmee je de heersende windrichting kunt inschatten. Daaruit kan je afleiden op welke hellingen sneeuw zal ophopen in de vorm van sneeuwbanken en, verder naar beneden, mogelijk in lagen verwaaide sneeuw. Sintering van de sneeuw in één zo'n aanduiding.
Er vormen zich kleine sneeuwruggen op het oppervlak van de sneeuwlaag. Ze komen voor met een steile kant of in trappen. Deze kant is die van de windrichting. Nog een aanwijzing: de kleine bomen in de subalpiene zone. Zij vechten tegen de natuurelementen om te overleven. Naaldbomen zijn uitermate goed aangepast en vormen zich met de wind mee door hun takken die tegenwinds staan te laten afsterven. De zijde waar horizontaal takken aan de boom groeien, erg vaak op grondniveau, geeft een aanduiding van de "benedenwindse" zijde.
Elke bergrug of uitgesproken reliëf wijst op een sneeuwbank. Ze zal variëren in hoogte en in de mate van overhang. Het is extreem gevaarlijk om je erop te begeven. Kies als je wandelt op bergruggen dus altijd voor de "windkant", waar weinig sneeuw ligt. Blijf steeds verschillende meters weg van de rand van een sneeuwbank. Het zijn immers nagenoeg altijd overhangende sneeuwbanken.