In de winter verplaatsen roofvissen zich doorgaans minder. Ze blijven zitten achter scholen aasvis of op plaatsen waar veel witvis voorbij zwemt. Ze willen immers reserves opbouwen ter voorbereiding van hun voortplanting in de lente. Ontdek hier hoe je je kansen kunt verhogen om deze vissen toch aan de haak te slaan.
Langs landtongen zwemmen veel witvissen en roofvissen voorbij. Bepaalde roofvissen houden zich er graag op om op hun favoriete prooien te wachten. Dit zijn het hele jaar door zeer productieve visstekken. Toch dien je je vistechniek aan te passen volgens het seizoen.
Plateaus of zandbanken vormen een rustplaats voor prooivissen en baarzen. Het zijn reliëfs waar de bodem minder diep is. Snoekbaarzen en snoeken zijn steeds in de buurt van deze plateaus te vinden, waar ze altijd wel wat te eten hebben.
Breuken zijn plekken waar roofvissen zich kunnen verstoppen. Ze gebruiken de breuk als schuilplaats. Het is een erg goede plek, maar moeilijk om te vinden en er te hengelen. Om een breuk te vinden van op de waterkant gebruik je best soepel kunstaas met een jigkop.
Werp uit en zorg ervoor dat het kunstaas de bodem raakt (als je lijn opgespannen is als het kunstaas naar de bodem zakt, voel je een "tikje" als het de bodem raakt). Haal je lijn vervolgens traag op terwijl je je hengel hoog houdt. Op die manier voel je waar de bodem hoger of lager is en of er een breuk is.
Op bepaalde plaatsen zit er het hele jaar door veel vis, zoals in jachthavens, kanalen en afgesloten rivier- of zeearmen. Ga hier zeker traag en systematisch te werk, bij voorkeur op de meest zonnige uren van de dag omdat de vissen dan actiever zijn.
Op plaatsen met een diepe bodem is het ook goed vissen bij zonsopgang of zonsondergang. Snoekbaarzen kunnen licht opnemen, maar hebben een voorkeur voor minder fel licht.
Waar er warm water in de rivier stroomt vind je altijd wel een goede plek om te vissen. De witvis gaat in het warme water zwemmen en de roofvissen houden zich klaar in de buurt.